skip to Main Content

006 Bestemming percelen en Sloopvergunning

Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Westland
Postbus 150 – 2670 AD Naaldwijk

31 augustus 2010

Betreft: schriftelijke vragen aan de Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders in het kader van artikel 26 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Gemeenteraad 2006 over a het beleid medewerking te verlenen aan bestemmingswijzigingen van kleine percelen grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten en b de onwenselijkheid langedurige kale toekomstige bouwpercelen in of nabij kernen

Geacht College,

In deze vraag worden twee kwesties aan de orde gesteld:

  1. De noodzaak voor de bestemmingswijziging van percelen grond van agrarische danwel een andere bestemming naar bedrijventerrein ten behoeve van individuele bedrijven; Het betreft dan een kleinschalige bestemmingswijziging van een enkel perceel;
  2. De onwenselijkheid om sloopvergunningen af te geven waardoor kernen langdurig ontsierd worden door bouwhekken en bouwplaatsen in afwachting van de definitieve bebouwing;

De Raad is in de afgelopen periode meerdere malen verzocht in te stemmen met een bestemmingsplanwijziging voor percelen grond in de Gemeente Westland. Het gaat dan meestal om een wijziging van de bestaande agrarische bestemming naar de bedrijfsbestemming zonder dat goed onderbouwd wordt waarom de bestemmingswijziging nodig is. In alle gevallen betreft het dan plannen die allang in voorbereiding zijn waardoor de Raad bijna verplicht is medewerking te verlenen. In één geval betreft het zelfs een activiteit die al zich op het betreffende perceel grond gevestigd heeft waardoor het onthouden van toestemming aan het betreffende bestemmingsplan weer tot de onwenselijke situatie leidt dat aan bestaande activiteiten een einde gemaakt moet worden.

Uiteraard is Westland Verstandig wel van mening dat activiteiten vanuit het bedrijfsleven door de Gemeente zeker in deze moeilijke tijden geënthousiasmeerd en zonodig gefaciliteerd moeten worden maar het blijft natuurlijk de vraag of het niet beter is dat de betreffende bedrijven verzocht worden uit te zien naar locaties die daarvoor bestemd zijn. Het is bekend dat op bestaande bedrijfsterreinen mogelijkheden voor vestiging aanwezig zijn en zelfs voor die bedrijfsterreinen het goed zou zijn als meer bedrijven zich op die specifiek daarvoor bestemde terreinen vestigen. Daardoor wordt ook voorkomen dat de daarvoor bestemde gronden leeg blijven liggen omdat steeds weer nieuwe gronden verkregen worden door een bestemmingswijziging.

Voorts baart het Westland Verstandig zorgen dat praktisch bij alle bouwplannen en dit geldt zowel voor bedrijfskavels als ook voor kavels waar woningen gerealiseerd worden- veel te vroeg sloopvergunningen worden verleend zonder dat concreet zicht is op realisering van nieuwbouw. Dit leidt in de diverse dorpskernen tot grote ergernis. Die ergernis leidt er dan vervolgens weer toe dat met de vaak nog te regelen bestemmingswijziging door de Raad maar akkoord gegaan moet worden daar het niet vaststellen van het bestemmingsplan zou betekenen dat nog langer een ongewenste situatie blijft voortduren.

Bij Westland Verstandig roept dit thans de navolgende vragen op:

  • Welk beleid hanteert Uw College bij een verzoek om bestemmingswijziging ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten voor een enkel perceel in gebieden waar normaliter geen bedrijfsactiviteiten zijn?
  • Is Uw College het met de fractie van Westland Verstandig eens dat in eerste instantie bedrijven verwezen moeten worden naar de bestaande aanwezige locaties waaraan reeds een bedrijfsbestemming is gegeven?
  • Nu algemeen bekend is dat de Gemeente direct of indirect over een fikse hoeveelheid verworven gronden beschikt is de vraag of de Gemeente en Uw College niet eerst moeten trachten om eventueel bedrijven die activiteiten willen ontplooien te interesseren voor die gronden? Gaarne vernemen wij de visie van Uw College op dit aspect en op welke wijze kunnen de betreffende bedrijven enthousiast gemaakt worden voor de bestaande gronden en in hoeverre is Uw College bereid om bij de keuze voor die gronden faciliterend op te treden?
  • Is Uw College het met onze fractie eens dat een sloopvergunning pas verleend dient te worden op het moment dat duidelijk en concreet zicht is op herbouw en dat het een ongewenste situatie is om eerst te slopen en daarna de planologische zaken pas te regelen? Op welke wijze denkt Uw College in de toekomst verbetering te brengen in de thans bestaande praktijk dat de sloopvergunning verleend wordt, gesloopt wordt en vervolgens grote kale plekken in de kernen gedurende lange tijd te zien zijn? Dit geldt dan zowel voor percelen die uiteindelijk bestemd worden voor bedrijfsactiviteiten maar vooral percelen die in en nabij de kernen liggen en waar woningen en andere voorzieningen gerealiseerd moeten worden.
  • Is Uw College het met de fractie van Westland Verstandig eens dat ter bevordering van de leefbaarheid van de diverse kernen voorkomen moet worden dat langdurig kale plekken ontstaan en bebouwing nog geruime tijd op zich laat wachten?
  • Is Uw College het met de fractie van Westland Verstandig eens dat indien dan toch de sloop heeft plaatsgevonden en langere tijd geen bebouwing kan plaatsvinden, de betreffende percelen voorlopig ingericht moeten worden voor bijvoorbeeld parkeren danwel zullen anders ingericht worden door bijvoorbeeld het inzaaien van gras? Gaarne de visie van Uw College op dit punt.

De fractie van Westland Verstandig verzoekt u de vragen binnen de daarvoor gestelde termijn schriftelijk te beantwoorden.

Hoogachtend,
U e.a.,

P.J.L.J. Duijsens
Namens de fractie Westland Verstandig

Back To Top